Het was de laatste dag van december. In een houten huis in een dorp aan de voet van een Alpenpas strekte een dikke lapjeskat zich uit op het haardkleed en warmde zijn vacht aan het haardvuur. In een ander huis likte een rooie straatkat een schoteltje leeg terwijl zijn baasjes klonken met hun glazen en nog een stuk van de chocoladekerststronk met kastanjes namen. Bij de buren speelde een jong poesje met de kerstversieringen die onderaan de boom bungelden.

Maar buiten huilde de wind en ritselden en rilden de laatste bruine blaadjes aan de bomen. De regen viel met bakken naar beneden, geselde de daken en sloeg tegen de ramen. Onder een meidoorn zat een kleine zwarte kat te bibberen. Hij had geen huis om naartoe te gaan, hij was alleen in de kou. IJskoud water doorweekte zijn vacht en druppelde in zijn oortjes.

‘Ik voel me niet zo lekker,’ nieste hij. ‘Ik heb er genoeg van. Ik ga de bergen in!’ Hoog in de bergen was de lucht helder, het water schoon en geneeskrachtige kruiden groeiden er in het wild. Daar ging hij over het steile, stenige pad het dorp uit.

Hij was nog maar net op weg of hij kwam een grauwe gans tegen.

‘Goedemorgen, Grauwe Gans,’ zei de kleine zwarte kat. Goedemorgen,’ zei de gans.
‘Waar ga jij naartoe, op de laatste dag van het jaar?’ ‘Ik voel me niet zo lekker, ik ga de bergen in.’

‘O, mag ik met je mee? Ik heb veel te vet gegeten. Een wandeling zal me goed doen. ‘Natuurlijk! Heel graag,’ zei de kleine zwarte kat.
En daar gingen de twee vrienden over het steile, stenige pad. Algauw zagen ze een wollig schaap in de deuropening van een oude schuur.
Goedemiddag,’ zei het schaap. ‘Waar gaan jullie naartoe, op de laatste dag van het jaar?’  ‘Ik voel me niet zo lekker, ik ga de bergen in en Grauwe Gans gaat mee voor de wandeling.’
‘Mag ik ook mee? Ik zit al dagen binnen, ik kan wel wat frisse berglucht gebruiken.
Natuurlijk! Heel graag,’ zei de kleine zwarte kat. En daar gingen de drie vrienden over het steile, stenige pad. 

Algauw kwamen ze bij een weiland. Een grote bruine koe keek naar hen over de heg. ‘Goedenavond, Mama Koe,’ zei de kleine zwarte kat. De koe had een mooie ronde buik en ze zou spoedig een kalfje krijgen. ‘Goedenavond, waar gaan jullie samen naartoe op de laatste dag van het jaar?’ ‘Ik voel me niet zo lekker, ik ga de bergen in. Mijn vriend Grauwe Gans gaat mee voor de wandeling en Wit Schaap ook.’ ‘Mag ik ook mee? In de bergen groeien kruiden die goed zijn voor mijn kalfje.’ ‘Natuurlijk! Heel graag!’ zei de kleine zwarte kat. En daar gingen de vier vrienden samen over het steile, stenige pad.

Algauw begon het te schemeren en de wereld kleurde grijs en blauw. De kleine kat bibberde. Maar verderop zag hij een lichtje en hij stapte erop af. Het lichtje kwam uit het raam van een houten huis. De kleine zwarte kat rekte zich uit, maar het venster zat te hoog. ‘Schaap,’ riep de koe, ‘klim op mijn rug. Kat, klim op de rug van Schaap. En Gans, klim op de rug van Kat.’

De vrienden wiebelden en wankelden. Ze haalden diep adem en vonden hun evenwicht. De kleine zwarte kat drukte zijn natte neus tegen het raam en keek naar binnen. Daar zag hij een houten tafel, een bank en een eenpersoonsbed, de rode deken strak ingestopt. In de haard brandde een kwijnend vuurtje dat een zwak schijnsel gaf. Bij het vuur zat een oud vrouwtje op een schommelstoel. Ze praatte in zichzelf en schommelde wat op en neer.

‘Ach, helemaal alleen. Op de laatste dag van het jaar! Niet eens een kat om me gezelschap te houden. 0, wat heb ik zin in een kopje chocolademelk. Maar geen koe, dus ook geen melk. Het is koud. Had ik maar wat wol dan kon ik wat warms voor mezelf breien, maar nee .. .’ Ze schoof heen en weer op haar harde houten stoel en er biggelde een traan over haar wangen.

Op de rug van het schaap, op de rug van de koe, keek de kleine zwarte kat omhoog naar de gans. ‘Weet je,’ zei hij, ‘ik hoef opeens niet meer zo nodig naar de bergen.’ Gans fladderde naar beneden. De kleine zwarte kat sprong naar beneden. Schaap klauterde naar de grond. Koe schudde zich uit. De kleine zwarte kat begon te miauwen. Het oude vrouwtje stond op en opende de deur.

‘Goedenavond,’ zei de kleine zwarte kat. ‘Mogen we binnenkomen?’ De oude vrouw straalde. ‘Natuurlijk! Heel graag!’ Ze kuste het schaap, krabbelde de koe en streelde de grauwe gans.
De kleine zwarte kat nam ze in haar armen.

De vier vrienden bleven bij het oude vrouwtje en gingen niet meer naar de bergen. De gans schudde haar losse veren los en het oude vrouwtje maakte een zacht kussen voor op de harde stoel. Het schaap gaf haar warme wol om een sjaal te breien. De koe kreeg een mooi kalfje en gaf het oude vrouwtje iedere avond volle romige melk voor een kopje chocola. En de kleine zwarte kat?
Die lag bij de haard op de schoot van het oude vrouwtje te spinnen.

Dit verhaal speelt zich af op 31 december, de dag van Sint Silvester. In veel Europese landen wordt deze dag gevierd met traditionele gebruiken. In sommige dorpen in de Alpen trekken gemaskerde mannen in rijk bewerkte kostuums als groentes verkleed, langs de huizen: de Silvesterklausen. Ze luiden gigantische bellen en jodelen liedjes om de mensen gelukkig nieuwjaar te wensen. De vrienden in dit verhaal besluiten net op deze dag om naar de bergen te trekken, vanwege hun gezondheid. Nog steeds is dit op veel plekken in Europa een reden om naar het platteland te gaan.

uit: Winter verhalen
achttien avonturen uit de hele wereld

Tekst Dawn Casey, Illustraties Zanna Goldhawk
uitgeverij Christofoor ISBN 9789060389362

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *