De man in alle kleuren. Wat sprookjes vertellen over de geheimen van het leven.
Alice Woutersen – van Weerden
In de tijd dat de mensen nog analfabeet waren, waren verhalen de enige bron van wijsheid en kennis voor de bevolking. Er waren talloze soorten verhalen: historische verhalen, reisverhalen, mythologieën, heldenverhalen, legenden, bijbelverhalen, sagen, sprookjes en fantasieverhalen. Dit boek gaat over sprookjes, met name volkssprookjes.
Nuchter beschouwd zijn volkssprookjes leuke verhaaltjes, gewoon puur fantasie: het is ‘maar’ een sprookje. Ga je af op je gevoel, dan merk je dat een sprookje je meer boeit dan een alledaags verhaaltje. Waarom?
Een volkssprookje is een soort schatkistje. In de beeldentaal ervan zit een schat aan wijsheid verborgen die ons kan helpen onze moeilijkheden te overwinnen en inzicht te krijgen in onze innerlijke ontwikkelingsweg, die wij met vallen en opstaan gaan. De uitleg van de sprookjeswijsheid is voor volwassenen bedoeld; de sprookjes zelf kunnen natuurlijk ook voorgelezen worden aan kinderen. Sommige volkssprookjes zijn nog heel zuiver, andere hebben in de loop der tijden veranderingen ondergaan. Wanneer de beelden uit de volkssprookjes niet te sterk veranderd zijn, kun je er veel wijsheid in ontdekken over de ontwikkelingsweg van de mensheid op aarde, die samenhangt met de ontwikkeling van de individuele mens.
Er komen in dit boek veertien volkssprookjes aan bod, die allemaal uit Europa afkomstig zijn. Ieder hoofdstuk heeft zijn eigen sprookje. Aan het eerste hoofdstuk met het Nederlandse sprookje over De wonderbaarlijke tapper is Het sprookje van de fantasie toegevoegd, dat geschreven is door Rudolf Steiner en dus geen echt volkssprookje is.
Een groot aantal van de volkssprookjes komt uit het Duitse taalgebied en is opgenomen in de sprookjesverzameling die wij de Sprookjes van Grimm noemen. De twee broers Wilhelm en Jacob Grimm hebben in de negentiende eeuw vele sprookjes verzameld en gepubliceerd. In deze bundel staan: Roodkapje, Het spintolletje, Het weefschuitje en de naald, Hans en Grietje, Het water des levens, Vrouw Holle, De roetzwarte broer van de duivel en De gouden sleutel.
Ragebol is een Noors sprookje, Maria Morewna komt uit Rusland en De man in alle kleuren is een Frans sprookje. Dan volgt er een sprookje uit het Zevengebergte in Roemenië, Het borstelkind. Dit is het enige sprookje in het boek waar aan het einde over de geboorte van een kind gesproken wordt. Het Engelse sprookje De drie biggetjes en de wolf vertelt iets over de strijd tussen het exoterische christendom en het esoterische christendom. Het enige sprookje uit het zuiden is het sprookje van De ongelukkige prinses, dat uit Griekenland komt.
Wie werkelijk de beelden van sprookjes wil leren begrijpen zal ik een geheim verklappen: leer een sprookje uit je hoofd, zodat je het vanuit je hart kunt vertellen. Je zult merken dat de wijsheid van het sprookje zich dan zelf openbaart. In het Nederlands spreekt men van ‘uit het hoofd’ leren, maar in het Engels en het Frans bestaat er een betere uitdrukking voor: ‘by heart’ en ‘par coeur’, en daarin zit een essentieel verschil.
Doorn, Pasen 1999
Alice Woutersen-van Weerden
Lees verder in het boek: De man in alle kleuren