Er was eens een oude Tsaar, die blind was. Op een dag kwam er op een keer een heel geleerde dokter bij hem en die zei, dat hij zijn gezicht wel terug zou kunnen krijgen door zijn ogen te bestrijken met het bloed van een grote, gehoornde vis, die in de Witte Zee rondzwom ! “De Rode Vis” werd hij genoemd, maar hij was niet gemakkelijk te vangen, zei de dokter.
Dadelijk stuurde nu de Tsaar zijn enige zoon, Tsarevitsj Oskar, met een visser naar de Witte zee. Daar moesten ze een sterke boot huren en net zolang moest de visser telkens en telkens weer zijn net uitwerpen, tot de Rode Vis er in gevangen werd.
Ze visten de hele dag, en eindelijk, toen ze de vierde morgen hun net nog eens uitwierpen, merkten ze al dadelijk dat ze iets bijzonders gevangen hadden. Het net was namelijk zó zwaar, dat de visser het alleen niet kon ophalen. Gelukkig was de Tsarevitsj Oskar heel sterk en toen die hem hielp – floep! – daar lag het net al in de boot, en de Rode Vis zat erin! Dat was me een blijdschap! Ze haalden hem vlug te voorschijn.Oh, wat een prachtdier ! Nog nooit hadden ze zo’n wondermooi schepsel gezien, en ‘t had ogen als een mens! Met die mooie zachte ogen keek de vis de goedige Tsarevitsj zó smekend aan, dat die tranen in de ogen kreeg en – de blindheid van zijn vader voor een ogenblik vergat.
Hij kon dit beest niet doden – ‘t was immers geen gewone vis! Ja zeker, dit moest wel een mens zijn, een ongelukkig mens die door de een of andere boze tovenaar in deze toestand was gebracht! En zonder zich te bedenken, wierp de jonge medelijdende Tsarevitsj de Rode Vis weer in zee. De visser beloofde hem, het aan niemand te zullen vertellen. Want ach, wat zou zijn oude blinde vader wel zeggen, als hij ‘t vernam?
Treurig keerden ze naar ‘t paleis terug en niemand zou ooit geweten hebben wat er gebeurd was, als niet een dienaar van de oude Tsaar, een oude man vol listen en streken, het gesprek tussen de Tsarevitsj en de visser had afgeluisterd. Nu wou het ongeluk, dat de Tsarevitsj deze oude dienaar eens op een diefstal betrapte en hem dreigde dat wat hij had gedaan aan zijn vader te vertellen.
De oude antwoordde hem niet, maar keek hem met een valse blik aan en liep zo hard hij kon naar de Tsaar, om hem te vertellen dat zijn zoon de Rode Vis wèl gevangen had, maar hem weer had laten zwemmen.
Natuurlijk werd de Tsaar woedend, en toen Tsarevitsj Oskar binnenkwam om zijn vader te vertellen hoe hij de oude op diefstal had betrapt, schreeuwde hij hem toe: ,,Pak je weg, ontaarde zoon. Jij had het middel om mijn blindheid te genezen in je hand. En je wierp het weer in zee! Verlaat onmiddellijk dit land en probeer nooit bij mij terug te komen ! ”
Diep bedroefd en verslagen zocht de Tsarevitsj zijn moeder op om afscheid te nemen. Toen deze alles vernomen had wat er gebeurd was, zag ze wel in, dat haar zoon zou moeten vertrekken. Maar eerst gaf ze hem nog een paar raadgevingen mee: ,,Als je merkt dat er op de weg iemand achter je aan komt, kijk dan niet om maar blijf liever een poosje staan, alsof je in de verte iets ziet. Komt dan de man, als hij je ingehaald heeft naar je toe om een praatje te maken, neem hem dan bij je als reisgenoot.
Daarna moet je er op letten of hij jou bij het eten meer opschept dan zichzelf en of hij de beste hapjes eten voor jou uitzoekt.
Als dat zo is, dan kan hij een trouwe vriend voor je worden. Als je vervolgens merkt dat hij ‘s nachts de wacht over je houdt, doe dan eerst net of je slaapt, maar let goed op, of hij wakker blijft of niet. Doet hij dit, blijf dan zijn vriend.”
De Tsarevitsj Oskar nam afscheid van zijn Moeder en begon zijn zwerftocht; en zie, het duurde niet lang, of hij hoorde duidelijk voetstappen achter zich.
Hij dacht aan de raad van zijn Moeder en bleef staan, alsof hij het mooie uitzicht bewonderde. Ook de ander bleef staan, maar volgde hem trouw, zodra hij verder liep. Die avond ging de Tsarevitsj onder een boom liggen en deed net alsof hij in slaap viel. Hij zag, dat de ander naast hem ging zitten, alsof hij hem in zijn slaap wilde bewaken. Hij joeg de muggen weg, die de Tsarevitsj wilden steken en scheen nauwkeurig te letten op elk geluid in het bos. De Tsarevitsj sliep niet en de ander sliep evenmin, maar bleef trouw de wacht houden over de Tsarenzoon.
Toen de morgen aanbrak, sprong de Tsarevitsj op en reikte zijn bewaker de hand. ,,Laten we vrienden zijn!” zei hij, en de ander antwoordde: ,Ja, laten we vrienden zijn!”
Nu reisden ze samen verder en kwamen eindelijk in een stad. Hier besloten ze een paar dagen te blijven rusten, en namen hun intrek in een eenvoudige herberg.
De herbergierster zette hun op hun verzoek een stevig maal voor en bleef toen bij de tafel staan alsof ze iets te vertellen had en alleen maar wachtte, tot de vreemdelingen haar iets zouden vragen. Eindelijk vroeg de Tsarevitsj Oskar: ,,En is er nog wat nieuws hier in de stad?”
“Nieuws?” riep de dikke waardin. ,,En of er nieuws is I Ik zal ‘t U vertellen: Onze Tsaar moet U weten, die heeft een dochter en de kleine prinses praatte en zong als een gewoon kind, totdat ze zeven jaar oud was. Na die dag werd ze opeens stom en geen mens heeft ooit geweten, wat daarvan de oorzaak is. De Tsaar heeft toen bekend laten maken dat degene, die haar weer aan ‘t spreken kan brengen, haar tot vrouw zal krijgen. En daar komen nu natuurlijk van alle kanten jonge en oude Koningen, Tsaren, Bojaren en krijgshelden op af, die wel graag de Koningsdoc
hter tot vrouw zouden willen hebben. Maar haar genezen, dàt konden ze niet . Al dat geloop begon de Koning op ‘t laatst te vervelen. Nu heeft hij vandaag bekend laten maken, dat hij zijn belofte zal houden als er iemand komt die ‘t prinsesje weer aan ‘t spreken brengt, maar ieder die dit probeert, zonder dat ‘t hem lukt, zal zijn leven moeten verliezen!”
,, Wel, wel,” zei de kameraad van de Tsarevitsj tegen de waardin, dat is me wat! Ik beklaag die arme kerels ! ”
Maar tegen de Tsarevitsj Oskar zei hij iets anders. ,, Weet je wat wij moesten doen, vriend?” fluisterde hij hem in het oor. ,,We moesten ook maar eens naar ‘t paleis gaan en proberen het Prinsesje te genezen.” Maar ik heb er niet veel zin in, mijn leven te verliezen ! ” riep de ” Tsarevitsj uit. ,,Ik ook niet!” zei zijn kameraad lachend, ,,maar geen nood! Ik verzeker u, dat ‘t goed zal aflopen.”
De Tsaar ontving hen met een treurig gezicht. ,,Hebben jullie wel goed nagedacht, vreemdelingen, eer jullie dit gevaarlijke waagstuk gaan ondernemen?” “Ja, Uw Majesteit,” antwoordde de kameraad, ,,we hebben goed na gedacht.”
Nu werden ze in een zaal gebracht, waar al de heren en dames van het hof zich verzameld hadden om getuige te zijn van de genezing van de Tsarevna. De kameraad van de Tsarevitsj wendde zich nu eerst tot deze toeschouwers en verzocht hen dringend, driemaal achtereen geen antwoord te geven op de vragen, die hij zou stellen. Daarna kwam de Tsarendochter binnen en haar hofdames brachten haar achter een scherm, waar niemand haar kon zien.
Toen ze zat, begon de kameraad te vertellen: ,,Er was eens een kleermakers leerling, die alleen door ’t land reisde. Na enige tijd kwam hem een timmerman achterop die hem voorstelde samen de reis voort te zetten, en later voegde zich er nog een zwervende Indische priester bij hen. Toen het avond werd, zagen ze nergens een herberg, zodat ze genoodzaakt waren, de nacht in het bos door te brengen. ,,Laten we om de beurt een tijdje de wacht houden,” zei de kleermaker, en de anderen vonden dit goed.
Ze lootten er om, wie het eerste gedeelte van de nacht wakker zou blijven, en het lot trof de timmerman. Na een poosje werd deze zó slaperig, dat hij besloot wat te gaan doen zo dat hij wakker zou blijven. Hij zocht een stuk hout, en sneed en sneed net zolang, tot hij een beeld van een jongetje klaar had.
De kleermaker zou de tweede helft van de nacht de wacht houden. De timmerman maakte hem wakker en toen hij het fraaie beeldje zag, dat de timmerman gesneden had, begon hij er dadelijk kleren voor te naaien. Op zo’n manier verveelde hij zich ook niet. Toen het tijd was maakte hij de Indische priester wakker en liet hem dadelijk het aangeklede beeldje zien.
Nu is ‘t algemeen bekend, dat sommige van die rondzwervende Indische priesters toverkrachten bezitten. Ook deze, die daar nu in de nacht bij zijn reisgezellen de wacht hield, kon een beetje toveren. Hij sprak een gebed uit en zei een toverspreuk – en zie, daar had het houten jongetje een ziel gekregen! Het haalde adem en bewoog zich als een levend mens!
De volgende morgen toen de drie reizigers met elkaar zaten te ontbijten, kregen ze er al gauw ruzie over wiens eigendom het levende en sprekende houten jongetje nu eigenlijk was. ,,’t Is van mij,” zei de timmerman, ,,want ik heb het gesneden.” ,,Nee, nee,” riep de kleermaker, ,,ik heb er de kleren voor genaaid ; dus ‘t is van mij.” “Jullie vergissen je, vrienden,” zei de priester bedaard. ,,Ik heb hem een ziel gegeven en hem tot een levend wezen gemaakt, dus mij behoort hij toe.” Hier zweeg de kameraad van Tsarevitsj Oskar een ogenblik. Toen keek rond in de kring van hovelingen en dames, die in de zaal waren en vroeg hen: ,,En jullie, die hier aanwezig zijn en mijn verhaal hebben gehoord, wat vinden jullie daarvan? Wie van de drie mannen had het meeste recht op het levend geworden beeldje?” Maar – zoals de Kameraad van de Tsarevitsj immers met hen had afgesproken – geen van de heren en dames gaf antwoord.
Ook toen de verteller zijn vraag nog eens herhaalde, bleven allen stom. Daar klonk opeens van achter het scherm de stem van de Tsarevna, die ongeduldig werd door dit zwijgen.
,,Waarom geven jullie geen antwoord aan die man?” riep ze vol verontwaardiging. ,,’t Is toch immers zo helder als glas, dat de priester, die hem het leven had ingeblazen, ‘t meeste recht had op het houten jongetje.” Een luid gejuich klonk door de zaal en alle mensen sprongen op van blijdschap. ,,Hoera, hoera!” riepen de hovelingen, ,,deze vreemdeling heeft onze Tsarevna van haar stomheid genezen ! ”
De oude Tsaar had tranen in de ogen. Hij riep de verteller bij zich om hem te danken en bood aan, hem tot zijn schoonzoon te maken, maar de kameraad van de Tsarevits ging bescheiden opzij. Hij verklaarde dat hij voor zijn meester, Tsarevitsj Oskar, de Tsarevna ten huwelijk vroeg.
Hijzelf wàs al getrouwd, verzekerde hij.
De Tsaar was daar best mee ingenomen, want hij kende Oskar’s vader, de machtige Tsaar. En zo werd het huwelijk de volgende dag met pracht en praal gesloten en de bruiloftsfeesten duurden vele dagen lang.
Tien dagen later vertrok het jonge paar en de Tsaar gaf zijn schoonzoon tien dienaren en zijn dochter tien dienaressen mee, om haar gedurende de reis te bedienen, daarnaast nog tien kamelen zwaarbeladen met tien kisten kostbare stoffen, goud en edelgesteenten.
Toen het reisgezelschap de plaats bereikte, waar de reiskameraad zich bij de Tsarevitsj had gevoegd, zei deze tegen zijn vriend, dat ze hier afscheid van elkaar zouden moeten nemen.
“Dat spijt mij heel erg,” zei de Tsarevitsj, ,,maar als ‘t niet anders kan, laten we dan vooraf al onze geschenken verdelen.”
En hij begon alles te verdelen: Ieder vijf kamelen met vijf kisten kostbaarheden, ieder vijf van de dienaren en vijf dienaressen.
Nu bleef alleen de Tsarevna nog over.
,,Haar moeten wij ook verdelen – ieder de helft!” riep de reiskameraad. Maar Tsarevitsj Oskar riep: ,,Oh, nee, vriend, dood mijn schone bruid niet!
Behoud haar dan liever voor uzelf.” Maar alles was te vergeefs! De kameraad liet zich niet vermurwen. Hij bleef erbij, dat ook de bruid verdeeld moest worden ! En, terwijl de Tsarevitsj zich afwendde om maar niet te zien wat er ging gebeuren, liet de reiskameraad door zijn knechten de Tsarevna aan een boom binden en trok zijn zwaard.
Zij schrok zo geweldig toen ze dit zag, dat ze een hevige schok kreeg, waardoor tien kleine slangen uit haar mond vielen.
Toen liet de Kameraad meteen zijn zwaard zakken en riep de Tsarevitsj toe: ,,Draai je om, vriend, en neem uw bruid terug! Ik moest mij wel zo wreed voordoen, zodat ze zo vreselijk zou schrikken dat door die schok ze de tien boze geesten kwijt zou raken, die op haar zevende jaar in haar zijn gekomen en haar stom hebben gemaakt. Nu is ze die kwijt en zal voor u zolang ze leeft een goede en gezonde vrouw zijn.
Maar nu moeten wij afscheid nemen. Behoud alle schatten: dienaren en dienaressen en kamelen, die je daarnet tussen ons beiden hebt verdeeld.”
De Tsarevitsj wou iets zeggen, maar zijn vriend wuifde met de hand, ten teken dat hij stil moest zijn. ,,Nog één ding heb ik u te zeggen voordat we uit elkaar gaan,” vervolgde hij.
,, Uw Vader is blind: neem een beetje aarde van de hoef van mijn paard, en bestrijk daarmee zijn ogen, dan zal hij weer kunnen zien en hij zal u vergeven, dat je indertijd de Rode Vis de vrijheid hebt teruggegeven. Die Rode Vis ben ik, en ik heb je nu mijn dankbaarheid bewezen voor dat wat je toen voor mij gedaan hebt.”
Toen hij dit had gezegd, draaide hij zich om en was even later tussen de bomen spoorloos verdwenen.
De Tsarevitsj was diep bedroefd zijn trouwe reisgenoot te hebben verloren. Aan de andere kant had hij nu een middel om de blindheid van zijn vader te genezen.
Nu kon hij onbezorgd naar zijn land terug gaan.
Na enige dagen kwam hij bij zijn vaders paleis met zijn schone jonge bruid, zijn tien dienaren, tien dienaressen en de tien met allerlei kostbaarheden beladen kamelen.
Het eerste wat hij deed, toen hij bij de oude Tsaar werd toegelaten, was, diens arme blinde ogen te bestrijken met de aarde van de hoeven van het paard van zijn reisgenoot.
En … op hetzelfde ogenblik, kon de oude Tsaar weer zien! Nu was er grote vreugde in ‘t paleis en ze leefden verder heel gelukkig met elkaar.
een sprookje uit de Kaukasus