‘Sprookjes zijn als zoete pap: erg voedzaam voor de ziel’.
Als je een boek vindt waarin de wijsheid van sprookjes wordt uitgelegd is het belangrijk om te kijken vanuit welke levenshouding de auteur de sprookjes, de beelden, leest en duidt. Iedereen heeft als het ware ‘een bril’ op waardoor naar de wereld wordt gekeken en daardoor de wereld ‘gekleurd’ ziet. Marianne Carolus kent de antroposofie van Rudolf Steiner, heeft de vakbekwaamheid van arts en reïncarnatie- en regressietherapeut en is breed georiënteerd in haar interesses. Ze gebruikt deze ruime invalshoek om naar de beelden te kijken die de sprookjes haar hebben aangereikt.
Het is een stevig boek (472 blz.) waarin Marianne Carolus voorbeelden en aanwijzingen geeft, hoe je de beeldentaal, waarin de wijsheid die in sprookjes verborgen ligt, kunt ont-sleutelen en kan gaan begrijpen. De auteur noemt de sprookjes zoete pap : ze zijn erg voedzaam voor de ziel.
Het is een boek voor volwassenen die op zoek zijn naar de zin van het leven en door ervaringen ook vragen omtrent gebeurtenissen hebben. De sprookjes waarmee gewerkt worden zijn: Hans en Grietje; Repelsteeltje; Doornroosje; Vrouw Holle; Assepoester; De zes zwanen en Roodkapje.
In de inleidende hoofdstukken waarin ze haar werkwijze toelicht, gaat ze o.a. in op de geschiedenis van de sprookjes en de verschillende sprookjesverzamelingen zoals die van Charles Perrault met zijn sprookjes van Moeder de Gans. Drie van de sprookjes die ze behandelt staan in de bundel van Perrault én in die van de gebr. Grimm.
Om te begrijpen hoe de auteur met de sprookjesbeelden werkt, is het heel behulpzaam dat er een uitgebreid hoofdstuk gewijd is aan de verschillende bewustzijnslagen bij de mens. Ook is het fijn dat ze een duidelijke beschrijving geeft van de methode van de vier stappen die ze gebruikt.
Hier is een verschil met de methode die meestal op deze website gebruikt wordt. (Zie in rubriek Nieuws: Een vier stappen methode om beelden tot leven te brengen’.) Het verschil ontstaat door de invalshoek die de auteur kiest. Zij maakt het met haar opzet lezers mogelijk in de sprookjesbeelden datgene te herkennen en te vinden wat in de ondergrond van hun ziel leeft en nog niet bewust geworden is of, om het in sprookjestermen te zeggen, nog niet ‘verlost’ of ‘ontwaakt’ is.
De heldere systematiek die de auteur hanteert bij de bespreking van het sprookje, geeft de lezer houvast om de sprookjesbeelden te ordenen en is een goed leidraad om zelf met andere sprookjes aan het werk te gaan. Door het vier stappenplan wordt je op weg geholpen en door de beelden in het sprookje geleid. Als je haar aangegeven pad volgt, en ermee aan het werk gaat, dan opent dit proces vensters die voorheen misschien nog gesloten waren, ervaringen en gebeurtenissen komen in een andere context te staan en terug kijkend kan soms de zin van iets wat je overkomen is duidelijk worden. Dat is toch altijd weer het verrassende van de oerbeelden die in de sprookjes verwerkt zijn.
Welke weg je door de sprookjesbeelden gaat of welke methode je ook gebruikt, als je de tekst en beelden heel laat en niet vervormt; de wijsheid in de beelden willen je altijd iets vertellen, als je geduld hebt en er met hoofd en hart voor open staat.
In het hoofdstuk ‘een regenboog van sprookjes’ komen alle sprookjes nog eens langs en laat Carolus de rode draad zien die je in de zeven sprookjes kunt ontdekken. Ook worden daar nog een aantal algemene levensthema’s besproken.
In het laatste hoofdstuk komt het wonderpannetje met brij dat ook in het begin van het boek genoemd wordt, nog even terug.
Het sprookje geeft een verhelderend beeld van een meisje dat door het spreken van de juiste woorden pap kon laten koken en het ook kon laten stoppen. De moeder die het meisje had opgevoed, kende deze woorden niet. Van een oude vrouw kreeg het meisje, de vrouwelijke kracht van de toekomst, een bronnetje met voedsel voor de ziel. Carolus wijst er op dat de valkuil voor de vrouwelijke ontwikkeling het natuurlijk aangeboren schenken is, door steeds maar te willen blijven geven. De moeder kan niet stoppen, de oude vrouw leert het meisje de beide woorden die in deze situaties gebruikt kunnen worden, zij kan schenken en stoppen. Als vrouw moet je je schenken kunnen laten stoppen, zodra er genoeg van is gegeten.
Sprookjes kunnen je bij zulke lessen behulpzaam zijn. Er zijn altijd wel Holle Bolle Gijzen in je en om je heen die meer willen van dat wat zo goed smaakt. De grens trekken en nee zeggen is een hele kunst. Het besluit dat dit het laatste hoofdstuk was, was een wijs besluit van de schrijfster. Niet nog meer inzichten schenken. (Ze zal zeker nog meer kunnen geven.) Het geeft lezers nu de mogelijkheid zelf aan het werk te gaan met de sprookjes, met het boek ‘Zin zien in zeven sprookjes’ naast zich.
Met de inhoud van het boek kan je lange tijd bezig zijn.
Inhoud:
Hoofdstuk 1 Waarom sprookjes?
Hoofdstuk 2 Wat anderen vonden
Hoofdstuk 3 Literatuur over bewustzijnslagen bij de mens
Hoofdstuk 4 Methodebeschrijving
Hoofdstuk 5 Hans en Grietje – het thema ‘honger’
Hoofdstuk 6 Repelsteeltje – het thema ‘goud maken’
Hoofdstuk 7 Doornroosje – het thema ‘de mystieke bruiloft’
Hoofdstuk 8 Vrouw Holle – het thema ‘ de heilige bron’
Hoofdstuk 9 Assepoester – het thema ‘de eigen weg’
Hoofdstuk 10 De zes zwanen – het thema ‘zwijgen’
Hoofdstuk 11 Roodkapje – het thema ‘ begeerte’
Hoofdstuk 12 Een regenboog van sprookjes
Hoofdstuk 13 Het pannetje brij
De auteur haalt een inleiding aan van Monika Christians die zij schreef bij een selectie van Grimmse sprookjes dat in 1985 in Freiburg* verschenen is. Christians beschrijft, voor Marian Carolus, precies datgene wat de sprookjes van Grimm, zo mooi maakt. Ik haal het hier aan, omdat Marianne Carolus met deze vondst laat zien hoe actueel en belangrijk het is om in onze tijd aan het werk te gaan met sprookjes en hun beeldentaal tot je te laten spreken.
Monika Christians schrijft in deze inleiding:
“Namelijk dat het wonderbaarlijke waar is, omdat het een hogere of, al naar gelang het standpunt, de diepere waarheid omtrent de wereld onthult:
niet de chaos heeft het laatste woord, maar de orde. Niet het kwade, maar het goede; niet het heilloze, maar het heilzame; niet de leugen, maar de waarheid; niet het lelijke, maar het mooie; niet de haat, maar de liefde; niet de schijn, maar het wezen en niet de zinloosheid van de wereld, maar de zinvolheid. “
‘…. de fundamentele tegenstrijdigheid tussen datgene wat is en datgene wat zou moeten zijn, wordt in het sprookje niet ongedaan gemaakt, doordat het kwaad eenvoudig ontkend wordt, maar door erop te wijzen dat de wortels van het goede dieper reiken dan de wortels van het kwaad. ‘
*Das Wunderbare ist das Wahre : Märchen zum Nachdenken. Brüder Grimm.
Ausgew. u. eingeleitet von Monika Christians 1985
Zin zien in zeven sprookjes – Marianne Carolus
uitgeverij Elikser ISBN 9789463652896 , 472 blz. € 27,50
mei 2021 Marijke Steenbruggen
Dank voor de recensie Marijke. Ik ga het boek bestellen. Hartelijke groet Loïs