Wat zijn bakersprookjes?

Bakersprookjes zijn oeroude verhaaltjes die eeuwen geleden aan kinderen werden verteld door bakervrouwen, door (groot)ouders of andere volwassenen. Van mond tot mond verspreidden deze verhaaltjes zich en gingen zo van dorp tot dorp, van stad tot stad, van streek naar streek tot ver over de landsgrenzen heen.

Veel bakersprookjes gaan over gebeurtenissen die dieren, mensen en soms voorwerpen kunnen meemaken.
Eeuwenlang leefden de mensen op het platteland met het ritme van de seizoenen.   

Het oogsten van de knollen, aardappels en bieten was een bekend beeld voor kinderen. Hoe leuk is het voor een kind om te horen dat een knol niet uit de aarde getrokken kon worden. Allemaal bekende figuren zoals de boer, de knecht, de meid en dieren helpen mee met trekken.
Toch wil de knol er niet uit. Dit is humor voor een kind want welke knol zit na zoveel hulp bij het trekken nog diep in de aarde verstopt?
Dan komt het muisje en ja hoor, daar is de knol eindelijk geoogst.
Humor, verwondering, verbazing en opluchting wisselen elkaar af en daar genieten kinderen juist zo van.

Er zijn ook bakersprookjes die vertellen over een situatie die niet gebeurd kan zijn zoals ‘Luisje en vlootje’. In de tijd dat de bakersprookjes ontstonden, kwamen luizen en vlooien nog veelvuldig voor in bedden, kleding en haren. Misschien is dit verhaaltje wel ontstaan omdat een baker zo te doen had met de krabbende en jeukende kinderen, dat zij de jeuk met een humorvol kletskoekverhaaltje wilde verlichten.

In de bakersprookjes zijn misschien ook wel opvoedkundige thema’s verpakt zoals het samen delen van de huishoudelijke taken. Het verhaaltje Het vlijtige kippetje zou zomaar ontstaan kunnen zijn om de kinderen te vertellen dat het samen werken aan iets betekent dat daarna het brood ook samen gedeeld wordt.

Bakersprookjes zijn verhaaltjes die aansluiten bij de behoefte van peuters en kleuters aan eindeloze herhaling. Herhaling geeft kinderen in deze leeftijdsfase een gevoel van herkenning en daarmee voorspelbaarheid. Daardoor voelen zij zich veilig en geborgen. Het schenkt hun grip op het leven. Ze weten precies wat er in een verhaaltje gaat komen. Een diepe zucht klinkt als deze voorspelling uitkomt. Tot in de ogen van kinderen is dit te lezen. Meesterverteller W.G van der Hulst (1879-1969) verwoordt het zo: ‘Waar ter wereld bloeit zoveel ongerepte schoonheid op als in de ogen van een luisterend kind?’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *