INLEIDING

Voor mensen die niet dagelijks met beelden werken en graag alles via het denken willen begrijpen is een beetje achtergrond kennis nodig.

Door de eeuwen heen werden de gewone mensen via verhalen onderwezen. Men was nog analfabeet en gewend om in beelden te denken. Wijsheid werd via die beelden overgebracht en halfbewust begrepen of aangevoeld. In allerlei situaties hielpen deze beelden om de wereld te begrijpen en het leven aan te kunnen. Tegenwoordig willen wij het vol bewust begrijpen en doen dat via onderzoek dat verbonden is met de zintuigwereld en helaas zelden verbonden met de geestelijke afkomst van de mens. Beelden worden tot zintuigbeelden en niet tot levende beelden voor ziel en geest. Dit is een probleem van het intellectuele denken.

In sprookjes gaat het om de levende en voedende werking van de beelden. Kinderen kunnen die nog innerlijk beleven. En wij? Wij kunnen het weer leren door ons in te leven in deze sprookjesbeelden en te verbinden met de wetenschap over ziel en geest. Concentreer je je alleen op de ziel dan kom je tot een Jungiaanse uitleg, concentreer je je op de ziel én de geest van de mens dan maak je gebruik van de Antroposofie (wetenschap over het menszijn).

Sprookjes nemen in de verhalencultuur een aparte plek in. Zij zijn niet uit fantasie ontstaan, maar vanuit wijsheidscentra* in de wereld gebracht. Ze vertellen over de innerlijke ontwikkelingsprocessen in de individuele mens.

De mannen en vrouwen die in het sprookje voorkomen zijn verbonden met de vrouwelijke en mannelijke kwaliteiten die ieder mens in zich draagt en die op allerlei gebieden in ons functioneren. We vinden ze in onze ziel, maar ook in onze geestelijke aspecten en duidelijk zichtbaar in ons fysieke lichaam. We dragen dus beide kwaliteiten in ons.

Mannelijke kwaliteiten streven naar buiten, zoeken avontuur, strijd, zijn moedig, volgen een ideaal en zijn dus actief.

Vrouwelijke kwaliteiten zijn omhullend, voorwaarden scheppend, voedend, zijn taai (houden vol….), ze trekken er niet op uit, tenzij er weer iets heel gemaakt moet worden. Hier kun je denken aan de jongste dochter die opzoek gaat naar haar geliefde, die door haar schuld vervloekt of betoverd is. Dus helen wat kapot gemaakt is.
Deze kwaliteiten kunnen positief en negatief werken. Dat zie je duidelijk bij de vrouwen, die dus voorwaarden scheppend zijn: de moeder, de stiefmoeder, de heks, Baba Yaga, de nornen enz.

HET WIJZE PAARDJE

Laten we nu naar het sprookje Het Wijze Paardje kijken:

DE MOEDERWERELD

Het sprookje begint met een jongen, die Hans heet, en zijn moeder, die ziek is geworden.

Als wij geboren worden op aarde is er altijd een “moederwereld” die ons omhuld. Zij duidt in het sprookje de hele wereld aan waarin wij ons lichaam ontvangen met alle vermogens, de begeleiding zodat wij ons oprichten, gaan staan, gaan spreken en denken en ons zo invoegen in het aardse bestaan. Hierin spelen geestelijke wezens een rol, maar ook de ouders enz. Het kind leeft dan in de omhulling van de krachten die verbonden zijn met deze “voorwaarde scheppende moederwereld”. Dit opbouwproces verloopt voor het kind onbewust en zorgt ervoor dat een de mens een ondergrond heeft om op te staan en gaandeweg zelfstandig kan worden. Als de grondslag gelegd is, zit de taak van deze moederwereld erop en trekt zij zich terug. Volgens het sprookje wordt zij ziek en sterft om zo ruimte te maken voor de mens om op eigen benen te staan en een stevig ik te ontwikkelen.

Voordat de omhullende moederwereld op de achtergrond treedt geeft de moeder Hans het besef mee dat tussen al die paarden een bijzonder paardje loopt. Dit paardje mag je niet over het hoofd zien. Ze zegt niet waarom, maar wel dat je dit kleine paardje goed moet verzorgen. De moeder kent dit bijzondere paardje dus en weet ook dat het voor de ontwikkeling van Hans belangrijk is.

HANS

De zoon heet niet voor niets Hans. Dit is een ontwikkelingsnaam die in veel sprookjes voorkomt. Met veel gehannis kun je van Hans een Johannes worden. Johannes is een Hans die zijn Jod (Ik) in zich zelf kan dragen en tot zelfstandig handelen kan komen. Ga je een stapje verder dan kun je ook zeggen dat hij uiteindelijk een Johannes kan worden, die met vol bewustzijn onder het kruis kan staan en dus begrijpt wat het Mysterie van Golgotha* voor de mensheid betekent en hoe met het bloed van Christus nieuwe krachten in de aarde gestroomd zijn. Deze kracht leeft tegenwoordig in alle mensen, onafhankelijk van je geloof. Je kunt het Christus-impuls of Christuskracht* noemen.

DE PAARDEN

In de beeldentaal zijn de paarden die je berijdt verbonden met de denkwijze waardoor je je laat inspireren. Als je dus op het paard van je vader rijdt, dan volg je de denkwijze van je vader. Je kunt ook op een eigen heldenros rijden. In het bijbelboek Openbaringen (6:1-8) worden vier paarden genoemd: wit, rood, zwart en vaal. Ook hier geeft de kleur van het paard een manier van denken aan.
Het motief van het kleine paardje komt vooral voor in de Russische sprookjes. De kleine paardjes zijn daar vaak verwaarloosd (bijv. Maria Morewna of Het Gebochelde Paardje). In Russische sprookjes treden ook regelmatig paarden op die spreken en wijze raad geven. Dit in tegenstelling met de sprookjes uit Midden en West Europa waarin bijna geen sprekende paarden voorkomen (met uitzondering van het sprookje van De Ganzenhoedster waar het gedode paard Falada spreekt en dit sprookje van Het wijze paardje).

De Russische sprookjes reiken verder in de ontwikkeling van de mens en vertellen van een hogere ontwikkeling. De Midden Europese sprookjes zijn verbonden met de ontwikkeling van de bewustzijnsziel, terwijl de Russische sprookjes  reiken naar de geestzelf. Zij ontvangen al werkelijke geestelijke inspiratie via hun paarden.

 

DE KRIBBE

In het sprookje van Maria Morewna wordt het kleine paardje duidelijk neer gezet: in het rijk van Baba Yaga staat het verwaarloosde paardje achter de kribbe. Het paardje is hier al weggezakt vanuit de “moederwereld” naar het rijk van Baba Yaga.

Wat betekent “achter de kribbe”? Achter de geboorte van Jezus in Bethlehem, dus “achter de kribbe” staat de komst van Christus op aarde. Dat wil zeggen de denkwijze die Christus ons wil geven en waar Hij ons de kracht voor heeft geschonken*, zodat wij onze geestelijke oorsprong op bewuste wijze weer kunnen terug vinden. Dus de kracht die ons begeleid om van een Hannes een Johannes te worden.
Dit paardje loopt in ons sprookje nog gewoon in de weide tussen de andere paarden en daar wordt Hans door zijn moeder attent op gemaakt. Hans heeft de vrijheid om wel of niet de raad van zijn moeder op te volgen en in het begin volgt hij die raad op, maar dan…..

DE VADERWERELD

Hans komt terecht in de wereld van de vader, de wereld van activiteiten, dus actie!. Dit is niet meer de vrouwelijke kwaliteit van omhulling, maar de mannelijke kwaliteit van actief en gericht bezig zijn. Dit actief bezig zijn slokt alle aandacht op en het paardje wordt verwaarloosd en vergeten. Geen interesse meer voor de natuurlijke spirituele kant van het bestaan.

In de jeugd is deze natuurlijke spirituele kracht, waarin ook Christus werkt, in allerlei opbouwprocessen aanwezig. Vooral in de eerste drie jaren omhult het een kind. In die tijd gaat het kind zich oprichten, staan, spreken en denken. Door het te snel in het denken te trekken en niet via de natuurlijke creativiteit de wereld te laten ontdekken, verliest het snel de natuurlijke verbinding met deze kracht en weet het alleen onbewust dat dit paardje ergens in de weide loopt.

Voor het kind is het gezond om in deze periode en de jaren erna een halfbewuste gevoelsmatige verbinding met deze natuurlijke spirituele kracht in stand te houden. Komt het kind versneld terecht in de mannelijke, naar buiten gerichte, kwaliteiten en krijgt  het te druk met geplande activiteiten en verdwijnt de verbinding met het paardje.

Hans en zijn vader werken op het land. Dus harde werkers die werkelijk zich bezig houden met de aarde. Maar alleen maar werken bevredigt de vader niet, dus verlangt de “vader in ons” naar een nieuwe omhulling en die vindt hij in zijn nieuwe vrouw. Deze is meer verbonden met de zintuigwereld en niet met spirituele ontwikkeling. De vader is de oude en Hans de vernieuwende impuls. De vader hoort bij het verleden en heeft Hans wel voortgebracht, maar zijn ontwikkeling is niet meer vernieuwend. De vrouw past dus bij de vader, zij wil geen geestelijke vernieuwing en is dus “star”.

DE STIEFMOEDER

Zij is een stijve moeder oftewel een stiefmoeder. Hans past niet bij haar. Zij heeft geen zin om deze Hans geestelijk gezien tot een Johannes te laten uitgroeien. Zij ergert zich aan hem en dus heeft Hans het slecht bij haar. Deze “cultuur” zuigt de creatieve krachten weg en voedt het geestelijke niet. Hans krijgt slecht eten en alleen afkeuringen te horen. En wat nog erger is de vader gelooft de stiefmoeder blindelings en luistert niet naar Hans.

En zo komt Hans weer bij het paardje terecht. Hij weet gelukkig dat het paardje bestaat. Hij liefkoost het paardje, verzorgt het, klaagt zijn nood en gaandeweg worden zij vrienden. Deze vriendschap ontstaat dus vanuit de aandacht van Hans voor het paardje en het paardje gaat daar op in zonder te spreken.

Dit gaat zo door totdat de stiefmoeder Hans uit de weg wil ruimen.
Eerst via verleidingen:  pannenkoeken en daarna wafels. De stiefmoeder, de omringende cultuur, komt met steeds aantrekkelijker dingen. Verleidingen, waardoor wij vergeten dat we een geestelijk wezen zijn en alleen maar in de zintuigwereld terecht komen. We worden tot “ding” of “getal” en verstikken in egoïsme. Dit is levensbedreigend voor Hans c.q. voor de mens die naar geestelijke ontwikkeling streeft.

Hans vermoedt nog niets, maar het spirituele in ons begint zich te roeren. Het vermoeden gaat ontstaan dat wij ons los moeten maken van deze omringende cultuur en een andere weg kiezen. Onze innerlijke Hans heeft gelukkig al een verhouding met zijn paardje, zijn spirituele impuls.
De vriendschap wordt zo groot dat Hans het kan horen spreken (inspiratie). Het paardje geeft hem advies, die hij uit vrije wil opvolgt.

Maar de stiefmoeder is slim en wil weten waarom haar plannen mislukken. Daar komt ze achter en dus besluit zij eerst het paardje, de spirituele impuls, en daarna waarschijnlijk ook Hans te doden. Zij heeft ontdekt dat de Christus-impuls hem helpt en dit vermogen moet ze zo gauw mogelijk onderuit halen.
Het is duidelijk dat zij het paardje niet zomaar kan doden, daar is de actieve rol van de vader nodig. Je ziet op dat moment een aarzeling bij de man optreden. Gelooft hij haar of niet?

De vrouw wil dat hij haar gelooft. Wat ga je dan doen? Dat is niet zo moeilijk, gewoon de omstandigheden naar je hand zetten en zo lang op de man inpraten, dat hij doet wat je zegt. Je kunt hier denken aan reclame, maar ook aan verdraaide voorlichting en nep-nieuws. Als je het maar lang genoeg volhoudt geloven de mensen je. De echte waarheid kan de vrouw natuurlijk niet zeggen dus gaat ze zich aanstellen, onwaarheden vertellen en de man onderdruk te zetten. De man luistert eerst niet, maar uiteindelijk belooft hij toch te doen wat zij wil.

HET PAARDJE

Het paardje, die alles weet, heeft een plan en daarmee kan Hans zich losmaken van deze “huiselijke” toestand. Hans zal dan onder begeleiding van het paardje zijn eigen weg kunnen gaan. Doet hij wat het paardje zegt of verslaapt hij dit moment? Hier heeft hij weer de vrije keuze. Hij kiest voor het paardje.

“Om klokslag twaalf uur sprong hij uit bed, sloop zonder geluid te maken naar de stal en sprong op de rug van het paardje, die er ijlings vandoor draafde”.
De uitdrukking “om klokslag twaalf uur” komt vaker in sprookjes voor. Zijn wij dan een moment vrij van de aarde krachten, even geestelijke vrijheid? Dit is steeds het moment waarop de “sprookjesheld” kan ontsnappen aan aardegerichte krachten. Ook volgens wetenschappelijke onderzoekers is dit middernachtelijke uur een bijzonder ogenblik in ons bioritme van 24 uur.  Nu begint een nieuwe fase.

EERSTE FASE VAN ONTWIKKELING

Het paardje rent de hele nacht en tegen de ochtend rusten zij bij een beekje. Is dit een grens naar een nieuw rijk? Wordt Hans nu wakker? De ochtend van een nieuwe periode? De vriendschap met het paardje is het begin van de bewuste ontwikkelingsweg van Hans. Hij gaat “horen”.

“Hij,die oren heeft, die hore”. Deze zin spreekt Jezus menigmaal uit in de bijbel en dat betekent dat je de werkelijke geestelijke boodschap achter de gelijkenis begrijpt. Zo kan onze Hans ook horen, anders was hij niet meegegaan met het paardje. Bij deze beek moet Hans uit het linker oor van het paardje een kam halen. Links is de onbewuste kant, hier is de kam. Met deze kam moet hij zijn haren kammen, dat wil zeggen zijn gedachten ordenen. Er zijn mensen die denken dat hij van deze kam die gouden haren krijgt. Is dat zo? Of had hij ze al, maar waren ze nooit uitgekamd en had hij nog nooit in het water naar zijn spiegelbeeld gekeken? Hij wordt zich in ieder geval bewust van deze gedachtenkwaliteit.

De stappen die Hans tot nu toe genomen heeft komen overeen met de ontwikkeling van de mens van baby tot jong volwassene.
Je kunt ze plaatsen in drie maal  7 jaar-perioden (0-7, 7-14, 14-21 jaar)

Eerst veroverd de mens zijn fysieke lichaam en leert op creatieve manier zich zelf in de wereld te plaatsen, de tijd van de “moeder”. Dan komt de tijd van de lagere school, het eigen maken van je etherlichaam door te gaan denken en leren, de tijd met zijn vader.  In die tijd begint de “buitenwereld met zijn cultuur en denkbeelden zich steeds meer met je te bemoeien en dat wordt in de puberteit nog benauwender. De stiefmoeder zwaait de scepter. Je spirituele creatieve deel komt in gedrang, je wordt in keurslijven gedrongen. Je ontsnapt via het bos (astrale) en geholpen door de spirituele kracht wordt je je zelf gewaar.

Je gaat jezelf zien zoals je in werkelijkheid bent. Hans kamt zijn haren en ziet dat hij in werkelijkheid gouden haren heeft. Waar vandaan? Meegenomen uit vorige incarnaties! Helaas mist hij de praktijk ervaring die bij deze nieuwe incarnatie hoort. Ondertussen ben je rond 21 jaar. Je bent je bewust geworden van je zelf, van je ik. En nu sta je aan de rand van een hele nieuwe ontwikkeling: het (verder) ontwikkelen van je zielengebieden: de waarnemingsziel, de verstands/gemoed ziel en de bewustzijnsziel.

In je vorige levens ben je natuurlijk ook bezig geweest met het ontwikkelen van deze zielengebieden. Deze ontwikkelde zielengebieden neem je mee in je volgende leven. Zij zijn als reeds ontwikkelde mogelijkheden aanwezig, maar onze Hans zal er weer een verbinding mee moeten maken.
Waar zijn ze?
De koning heeft de drie zielengebieden, die de mens in een vorig leven heeft ontwikkeld, onder zijn hoede. Deze zielengebieden laten zich in hun vrouwelijke kwaliteit zien, dus drie prinsessen.        Zij “zijn” en dragen hun vermogens in zich. Alleen door de activiteit van een mannelijke kwaliteit kunnen deze vermogens verder uitgebouwd worden.

Hans en zijn paardje zijn aan de rand van dit rijk aangekomen. Stapje voor stapje moet het onervaren ik nu ervaring opdoen en een verbinding maken met dit rijk en uiteindelijk met de prinsessen. Van onderaf zal hij die verbinding moeten opbouwen en dus is het wijs zijn gouden haren te verbergen. Het paardje raadt hem aan de doek uit het rechter oor te halen. De rechter kant is de bewuste kant, dus is het een bewuste actie. Met deze doek verbergt Hans zijn gouden haren voorlopig.

AAN HET WERK

Hans treedt het sociale leven binnen, maar spreekt niet over het paardje en verbergt zijn gouden haren. Hij gaat het koninkrijk binnen waar hij voor hem zelf, maar ook voor het paardje voedsel moet verdienen. Voedsel in de vorm van ervaring. Het paardje kan hem wijze raad geven, maar Hans moet het zelf doen. Hans moet dienstbaar zijn en ervaring op doen. Via deze weg ontwikkelt hij zich en komt zo in verbinding met de prinsessen.  Wat voor werk gaat hij doen?

Eerst een baan als stalknecht.

Hier verzorgt hij de paarden van de koninklijke stal. Paarden zijn verbonden met manieren van denken, dit is dus een gebied van de gedachtewereld van de koning. De koning is de behoeder van de prinsessen en is net zoals de vader verbonden met het verleden. Dit werk is interessant en leerzaam, maar het zijn geen eigen gedachten. Je houdt je bezig met het verzorgen van de manier van denken van de “koning”. De stalmeester is heel tevreden over het werk van Hans. Het paardje vindt dat Hans daar niet moet blijven hangen. Hij moet uit eigen ervaring leren.

Nu komt hij in de keuken bij de kok. Hier worden stoffen omgezet met warmte. Hij is terecht gekomen in het gebied van het voelen, in het gebied van het astrale. Ook hier kan de jongen natuurlijk veel leren en zo opklimmen tot kok. De functie van kok is natuurlijk heel belangrijk in een paleis. Je wordt een spin in het web van “wel bevinden”. Sociaal heel interessant, maar het paardje wil hem daar hebben waar hij de krachten van de geestelijke wereld in reine vorm kan opnemen en dat kun je door het bestuderen van de natuur. Hij komt in het gebied van fenomenologische waarnemen. Het benaderen van de schepping in zijn geestelijke vorm.

Het paardje is pas tevreden als Hans bij de tuinman werkt.

Dit is het gebied van de planten en de aarde, het gebied van de levenskrachten. Je gaat waarnemen hoe deze etherkrachten werken met de materie. Je houdt je bezig met de wijsheid van waaruit de scheppende krachten werken. Dit is een weg om via de natuur een verbinding met de geestelijke wereld te krijgen. Deze weg van eigen onderzoek is ook een Rozenkruisersweg, hier hoort ook het zwijgen over het paardje, of over de bron die jou inspireert bij.
Dit laatste vind je ook bij de Zwanen-ridders, die je niet naar hun echte naam mag vragen of de Tempeliers, die zwegen over hun inwijding.

Hans is heel gelukkig bij de tuinman. Hij verbindt zich met zijn werk want anders zou hij niet zo’n mooie ruiker kunnen maken voor de prinses. De tuinman is zelfs verbaasd. Vanuit zijn ontwikkeling als knechtje van de tuinman kan hij de aandacht van de jongste prinses trekken.

DE JONGSTE PRINSES

De jongste dochter is jarig. Zij vertegenwoordigt de beginnende bewustzijnsziel, de jongste van de drie zielengebieden. Hans maakt dus een mooie ruiker van bloemen voor haar en zo ontstaat er tussen hen contact. Zij kijkt hem lang aan, want de jongen bevalt haar. Zij heeft duidelijk bewustzijn voor het wezen van de jongen en vraagt dan waarom hij een doek om zijn hoofd draagt. Hij zwijgt en zij denk dat hij verlegen is. Toch blijft hij haar bezig houden.

Het paardje is heel tevreden met dit contact en gaat een stap verder.  Hans mag zijn gouden haren aan haar laten zien op een moment dat de mens even geestelijk vrij is, dus tegen middernacht. Hij gaat onder haar raam (het derde) zijn gouden haren kammen. En de prinses komt juist haar kamer in en ziet de wonderbaarlijke gloed. Zij gaat naar haar balkon, dus iets naar buiten, buiten zichzelf en ziet de jongen van de tuinman. Zij ziet hem in zijn wezenlijke schoonheid. Zij raakt diep ontroerd en het beeld van de tuinjongen week niet meer uit haar gedachten. De verbinding is gelegd! En nu komt de volgende fase.

TWEEDE FASE VAN ONTWIKKELING

Het koninkrijk wordt aangevallen. In het begin van het sprookje werd Hans als ontwikkelende mannelijke pool aangevallen door de stiefmoeder, nu wordt het rijk van de vrouwelijk omhullende zielengebieden bedreigt. Hier is actie nodig, maar de mannelijk krachten uit het vorige leven kunnen dat niet meer. Er zal een nieuwe mannelijke held (initiatief) moeten opstaan die tegen deze aanvallers kan optreden.

De tegenstandersmachten vallen het rijk aan om de ontwikkelende zielengebieden aan zich te onderwerpen. Dat houdt in dat de ontwikkeling van de ziel van de mens onderuit wordt gehaald en daarmee dus ook de ontwikkeling van de mens naar een vrij geestelijk wezen, die zich van zichzelf bewust is en liefde kan schenken. Je kunt ook zeggen dat Ahrimanische /materialistische legers optrekken om de gezonde ontwikkeling van de mens tegen te gaan. Zij willen dit gebied bezitten en besturen!

Alle weerbare mannen trekken ten strijde, ieder met een gezond paard. Allemaal paarden van de koning, dus denkwijzen uit de koninklijke stal.
Voor Hans is er alleen nog een oud kreupel paard, dat achter in de stal staat. Een oude vergeten denkwijze?

DE VELDSLAGEN
Hans raakt al gauw de groep kwijt en komt bij de bosrand. Daar staat zijn paardje al klaar in volle uitrusting, dit is de denkwijze die de ontwikkelende mens nodig heeft om het hoofd te bieden aan de tegenstandersmachten. Met gouden wapperende haren op de rug van zijn eigen paard vliegen ze voort naar het slagveld. Het vijandige leger heeft al de overhand.
“Blaas op de handgreep van je zwaard”, zegt het paardje en een hele legermacht verschijnt.

Wat is dit voor een zwaard en waarom moet hij op het handvat blazen?
Het lijkt het meest op een geestelijk zwaard (het zwaard van Michael?). Hij blaast adem/pneuma/geest in het handvat, dus in de handeling en verbindt zich daardoor met geestelijke helpers. Deze helpers kun je weer laten verdwijnen door op de andere kant van het zwaard te blazen, dan je verbreekt deze verbinding weer. Opvallend is dat het leger uit het niets verschijnt en ook weer verdwijnt. Dat duidt op geestelijke hulp.

De eerste keer staat het leger van Hans tussen de strijdende partijen en dan baant hij zich een weg door de vijand en slaat ze aan beide zijden neer. De vijand moet zich terugtrekken. De tweede keer trekt hij de vijand tegemoet, brengt hem tot staan en  vijand is weer gedwongen zich terug te trekken. De derde maal was de overmachtige vijand tot vóór in de gelederen van zijn tegenstander doorgedrongen en had de koning gevangen genomen. Nu voert Hans aanval op aanval uit, bevrijdt de koning en verslaat het leger van de tegenstandersmacht. Zijn troepen waren onweerstaanbaar en het volledig verslagen leger gaat op de vlucht.

Waarom 3x een strijd? Bij 1 en 2 trekt het vijandige leger zich terug, maar wordt niet verslagen. Pas de 3de keer en dat is een heel dramatische keer omdat het vijandige leger al bijna heeft gewonnen en de koning gevangen is genomen. Pas nu is Hans met hulp van het paardje instaat de vijand werkelijk te overwinnen. Wordt hier geduid op ontwikkelingsperioden van de mens? Kan pas vanuit de bewustzijnsziel met hulp van de Christuskracht de vijand werkelijk verslagen worden?  De vijand slaat nog op de vlucht, dus blijft het de vraag of dit een overwinning voor altijd is.

Het gedrag van het paardje wordt als volgt aangegeven: 1. vloog als een pijl uit een boog, 2.vlug als de wind, 3. het snelle paardje kwam het bos uitgereden.
De derde keer dus met de voeten op de grond, geen “vliegen”.

Deze derde keer is Hans veel meer aanwezig: hij komt dus het bos uitgereden op zijn snelle paardje, trekt zijn zwaard en laat zijn gouden haren in de wind wapperen. En als hij op het slagveld komt, ziet hij hoe groot het gevaar is. Het paardje geeft aan wanneer hij op het zwaard moet blazen en hij gehoorzaamt onmiddellijk en ook de opdracht dat hij op het andere einde van het zwaard moet blazen komt van het paardje. De strijd en ook het ontsnappen van Hans gebeurt in alle drie de keren in samenwerking (of onder leiding?) van het paardje.

HANS, DE KONING EN DE PRINSES

De koning wil de aanvoerder van het leger dat hem aan de overwinning heeft geholpen graag ontmoeten. Dit lukt steeds niet. Hierop besluit de koning het anders aan te pakken. Het ‘vangen’ van Hans door de koning gaat als volgt: als op de eerste en tweede dag de avond valt, worden de wapens gestreken tot de volgende morgen. De koning geeft zijn aanvoerder of een snelle ruiter de opdracht Hans te vangen, maar het paardje is veel sneller. Hans verbergt zijn gouden haren weer, rijdt op het oude kreupele paard terug, laat zich uitlachen en houdt zich van de domme.

Waarom zwijgt hij? De rede is dat hij door de anderen herkent moet worden. Dit is verbonden met het werken vanuit een geestelijke impuls. Hans heeft de vijand verslagen met hulp van de geestelijke wereld, niet door eigen fysieke kracht. Wanneer je vanuit de geest werkt moeten de anderen dat zelf herkennen. Ze herkennen het aan je gedrag.
De jongste prinses begint bij de tweede keer al een vermoeden te krijgen dat de tuinjongen iets te maken heeft met de overwinning, doordat haar vader over de gouden haren vertelt. Toch kan ze het nog niet geloven. De bewustzijnsziel neemt waar, onderzoekt, wikt en weegt en komt uiteindelijk tot een oordeel.

De 3de keer geeft de koning bevel om Hans te omsingelen, dat lukt bijna, maar naast de koning is de kring niet gesloten en ze ontsnappen weer. De koning geeft een slag met zijn zwaard tegen het been van Hans om hem tot stilstand te dwingen, maar het paardje rent door. Pas als Hans zijn wapenrusting bij de rand van het bos aflegt bemerkt hij dat hij gewond is. Op het paleis is het overwinningsfeest al in volle gang als Hans thuis komt. Nu ziet de jongste prinses dat Hans gewond is en geeft hem haar zakdoek om zich te verbinden. Zij begint al tekenen van omhullen te geven.

De koning wil echt de held vinden die hem geholpen heeft en bied hem een dochter aan en het halve koninkrijk en als hij sterft het hele koninkrijk. Deze mannelijke held, kan door initiatief en actie het koninkrijk op een hoger plan brengen. Hij zal zich daarvoor moeten verbinden met de ontwikkeling van de zielengebieden, dus met een prinses. Eerst zullen het verleden (de koning) en het heden-toekomst (de held) samen regeren. Maar de nieuwe toekomst ligt in de handen van de Held.

HANS EN DE PRINSES

De held wordt in eerste instantie niet gevonden, hij moet herkend worden en niet uit eigenwaan zichzelf aanmelden. Uiteindelijk wordt Hans toch uitgenodigd. De jongste prinses, die toch steeds zich bewust was dat er iets bijzonders was aan de jongen van de tuinman, wordt door haar twee zusters (gewaarwordingsziel en verstand/gemoedziel) uitgelachen. Deze zielengebieden zijn nog niet instaat om bewustzijn te hebben over  wat het wezenlijk is in de mens. Zij zien alleen de buitenkant en niet de wezenlijke kern.
De jongste prinses (de beginnende bewustzijnsziel) heeft dat wel, maar aarzelt nog. Hans staat er als tuinmansjongen met de doek om zijn hoofd en niet als een overwinnaar met wapperende gouden haren. De koning maakt de zakdoek met het monogram van de prinses los en ziet de wond. De snijkant van het zwaard past er precies in en in die consternatie raakt de doek los en golven de gouden haren over zijn schouders. Het was of de zon plotseling naar binnen scheen…..

Boeiend is dat Hans nog onervaren is, hij schrikt ook en wil eerst naar zijn paardje om raad. Het ik, die bezig is zijn bewustzijnsziel te ontwikkelen, is nog onervaren even als de jongste prinses. Hans is zich zelfs niet bewust welke prinses nu bij hem hoort. Dit probleem kennen wij tegenwoordig ook. Hoewel wij bezig zijn onze bewustzijnsziel te ontwikkelen, gebruiken wij vaak toch onze verstand/gevoelsziel en doen wij dingen die op korte termijn leuk zijn, maar op langere termijn verkeerd zullen uitpakken. Denk aan het milieu vraagstuk. In plaats van minder vliegen gaan we steeds meer verre vakanties boeken enz. Het paardje raadt Hans aan zich met de jongste te verbinden, dus met de jonge bewustzijnsziel. En dus antwoordt hij op de vraag van de koning: “De jongste prinses, want zij is mij het liefst.”

De bruiloft wordt gevierd. Het paardje wordt in ere gehouden en krijgt een koninklijke stal. Eerst regeren Hans en de koning ieder over een deel van het rijk, maar uiteindelijk regeert Hans over het hele rijk. Dat wil dus zeggen dat de koning die met het verleden was verbonden nu plaatsgemaakt heeft voor Hans, het heden en voorlopig de toekomst. Opvallend is dat het sprookje eindigt met Zij regeerden rechtvaardig en allen hielden van hen. En zo was er vrede in het rijk. Het samen regeren geeft aan dat in deze bewustzijnsziele-ontwikkeling de mannelijke en vrouwelijke eigenschappen gelijkwaardig naast of met elkaar samenwerken. Dat is ook nodig, want anders kom je niet tot werkelijk bewustzijn. De bewustzijnsziel heeft het actieve en het overwegende naast elkaar nodig om zo de ware werkelijkheid te vinden en dat geeft uiteindelijk innerlijke vrede.

                                   Tot zover.

*een uitgebreide uitleg in mijn boeken:

“De man in alle kleuren”(Wat sprookjes vertellen over de geheimen van het leven) intermezzo 2.

“Wijsheid in Russische sprookjes en Vrouwe Sofia” aanvulling 2 en 5.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *