Voor het schrijven van dit artikel heb ik mij laten inspireren door het boek van Rudolf Steiner , ‘Sprookjes’.

‘Sprookjes en sagen zijn als een goede engel die de mens bij zijn geboorte van huis uit wordt meegegeven op zijn levensreis opdat hij voor de mens een vertrouwde kameraad gedurende jij hele levensreis is en hem doordat hij hem deze kameraadschap biedt, het leven weer tot een waar innerlijk bezield sprookje maakt’. 

Rudolf Steiner beschrijft hoe wij als mensen gedurende de hele dag dromen.
We lopen als spoken langs elkaar heen, nemen elkaar nog nauwelijks echt waar (Levenskunst boek, Rudolf Steiner) en verslapen de gouden geschenken op ons levenspad. Onze ziel is vol stormen, niet alleen in de nacht maar ook overdag. Als we door het bos, park of tuin lopen dan wil ons intellect weten hoe de planten allemaal heten en welke vogels ons toezingen zonder echt naar hun zang te luisteren. Misschien herken jij jezelf hier niet (helemaal) in, dat kan. Misschien zie je het wel om je heen gebeuren en herken je het als (tijds)fenomeen. Onze ziel heeft honger. Geen honger naar haast en heftige sensatiestormen maar honger naar verteerbaar voedsel. Sprookjes zijn voedsel voor de ziel. In iedere zin van een sprookje trilt iets na van het grote wereldgeheim. Kan je voelen wat er in jouw ziel naklinkt als je een sprookje (voor)leest of hoort?

Sprookjes stammen uit oude tijden. De bronnen van waaruit de sprookjes ooit ontsproten zijn, zitten in ieder mens. Ieder mens draagt diep verborgen in de eigen ziel deze bronnen van wijsheid. Of je op zoek wilt gaan naar jouw eigen innerlijke bron is een weg van vrijheid. Deze weg kan niemand jou afdwingen. Als je opzoek wilt gaan, kan je de weg naar jouw innerlijke bron nog vinden? Wat klinkt er in jouw eigen  ziel na als je sprookjes leest of hoort? Voel je in je eigen ziel de belevenissen van lang, lang geleden nog natrillen?

 

Sprookjes vertellen aan kleuters 

Een kleuter is een wezen in de leeftijdsfase van vier tot (ongeveer) zeven jaar. Iedereen die kleuters kent weet dat een vierjarige een totaal ander wezen is dan een zesjarige.
Jonge kleuters genieten vaak nog intens van de bakersprookjes en korte, eenvoudige sprookjes zoals ‘De sterrendaalder’.  En daarbij; ook menig grote kleuter geniet van de ondeugd en onmogelijkheden in bakersprookjes.

Hoe kan je sprookjes voorbereiden?

 Toen ik ooit werd opgeleid voor vrijeschoolkleuterleidster leerde ik dat je sprookjes op alle wezenslagen in jezelf kunt voorbereiden.
Op fysiek niveau, zo leerde ik, schrijf je het sprookje over.
(Veel gedaan, veel van geleerd en soms doe ik het nog om het overschrijven als meditatieve oefening te gebruiken).
Op fysiekniveau een sprookje voorbereiden kan ook door het sprookje vanuit het boek voor jezelf te lezen.

Dan wil ons etherlichaam met ons aan het werk. Je vraagt jezelf af ‘wat is de titel van het sprookje, wat is de eerste zin, wat volgt er dan, en dan..’
Zo bouw je alinea voor alinea het sprookje vanuit de herinnering in jezelf weer op. Wat je erbij voelt, denkt of vindt, bewaar je nog even voor de volgende stap.
Misschien heb je allang in jezelf waargenomen dat jouw astraallichaam van alles van beelden, gebeurtenissen en oplossingen vindt. Dat kan. Door te oefenen dit terug te houden, kan jouw etherlichaam sterker worden en blijft jouw astrale lichaam meer op zijn plek.

Nu mag het astrale lichaam mee gaan doen. Hoe ziet het huis er voor jou uit? Wat ervaar je aan de opdracht die de oude moeder aan haar kind gaf?
Hoe ziet het paard van de prins eruit? Het kleed dat door de naald genaaid is? De put waar de spoel in valt? Met behulp van jouw astraallichaam kleur je de taal en beelden in. In jou is het beeld van jouw huis aanwezig en dat ziet er anders uit dan mijn huis, spintol of prins. Dat kan en dat mag.

Als laatste wil ook graag ons ik meewerken om het sprookje ons eigen te maken. Ons ik is verbonden met de bron waarin de betekenis van de beelden bewaard worden.

Wat is een prins in een sprookje? Wat is een spintol en wat is er anders aan een spintol dan een spinnenwiel?
Wat is het verschil tussen een oudste koningszoon en de jongste? Wat kunnen de rode veren op de hoed van de prins betekenen?
Er zijn vele boeken die kunnen helpen om de weg naar de beeldenbron te vinden. Als de beeldenbron (weer) gaat stromen dan voel je je als mens verrijkt door een beeldenrijkdom die inspiratie, moed, kracht en vertrouwen schenkt.
Als je op deze manier sprookjes voorbereid die je in jouw eigen klas of gezin aan kleuters en oudere kinderen wilt vertellen, dan gaan zij mee in jouw innerlijke beeldenstroom.

In alle eerlijkheid ben ik op een bepaald moment gestopt met het vertellen van sprookjes die verfilmd zijn door bijvoorbeeld Walt Disney. Mijn stem klopte volgens kleuters niet. ‘Nee, zo gaat het echt niet hoor juffie! Het gaat zo!!’ Ik ben mij gaan richten op de meer onbekende sprookjes zoals de Bijenkoningin, De Gouden Gans, ….. Deze sprookjes waren nog vrij en niet ingevuld met hoe iemand bij Walt Disney meent dat Assepoester eruit ziet. Er kwam weer rust in de klas en in mij zelf.

Bij het kiezen van sprookjes keek ik in alle eerlijkheid wel naar de beelden die daar in voor komen. Als we ons realiseren dat veel sprookjes uit de middeleeuwen of daarvoor stammen, dan begrijpen we misschien ook waarom er in sprookjes bepaalde straffen beschreven staan; in een vat gestopt worden, dat met spijkers doorboort wordt en van de heuvel afgerold…..Wij gruwelen ervan, toen was het een straf die werd toegepast.
Misschien denken mensen over 500 jaar wel van onze tijd dat alleen een gevangenisstraf iemand niet tot een ander mens vormt. Wie zal het zeggen.

Ik denk dat je bij het vertellen zo min mogelijk moet veranderen aan een sprookje. We komen daar nog op terug. Je zou er wel voor kunnen kiezen, als je zelf moeite hebt met gruwelijke beelden zoals dat vat dat van de heuvel afrolt, dat je vertelt, met een neutrale stem; ‘en ze werden in een vat gestopt en gestraft’.

 Vertellen uit je hoofd, voorlezen of toch op een andere manier vertellen?

Bij het begeleiden van kleuterleid(st)ers wordt altijd door henzelf de vraag gesteld ‘lees ik voor of moet ik vertellen?’ Als je eenmaal ervaren hebt hoe het is om vanuit je hart een sprookje te vertellen dan heb je ervaren dat het sprookje uit jou naar de kinderen toe stroomt. Voorlezen kan ook en heeft een hele andere werking. Je blijft meer op de fysieke laag aan het werk waarbij jouw binnenwereld minder mee hoeft te bewegen om het sprookje in het licht te zetten. Ik geef altijd aan ‘probeer het sprookje te vertellen en als dat niet lukt dan is voorlezen een goed alternatief. Liever voorlezen dan helemaal geen sprookjes doorgeven aan de kleuters’.

 Hoe kies je de sprookjes die je wilt vertellen?

Er zijn lijstjes waarop staat welke sprookjes bij welke leeftijd, jaarfeest en seizoen zouden horen. Zelf meen ik in sprookjes te ervaren dat er verschillende tijden door elkaar heen lopen. In het sprookje van de drie mannetjes in het bos is de aarde bedekt met een dikke laag sneeuw en toch groeien er rode aardbeien onder de mantel van sneeuw.
In mijn moestuin is dat ondenkbaar. Tijdens, weersomstandigheden, seizoenen; ze hebben allemaal een diepe betekenis die niet één op één is te leggen op de aardse realiteit. Hoe je sprookjes voor je klas of kind thuis kiest mag je zelf bepalen. Misschien kies je een sprookje van Vrouw Holle in de wintertijd of op een moment dat je merkt dat je klas moed nodig heeft om op weg te durven gaan.
Misschien spelen er in veel gezinnen vraagstukken en kan een sprookje de kinderen op een onbewuste laag bemoedigen.
Misschien heeft jouw klas korte sprookjes nodig omdat de concentratieboog kort is en kies je voor de Zoete pap of Sterrendaalders. Het sprookje waarmee jij een diepe verbinding hebt, zijn vaak ook de sprookjes die bij jouw klas aanslaan.

 Hoe vertel je een sprookje aan kleuters?

Sprookjes vertellen is een kunst. Een kunst waarin tot uitdrukking komt of je de beelden zo voor je kan zien dat de luisteraar mee kan stromen op jouw woorden. De woorden die je spreekt zijn open en neutraal. Hiermee wordt bedoeld dat je geen enge stem opzet als de wolf Roodkapje aanspreekt of snikkend verteld dat het meisje uit de Sterrendaalders alleen de wereld in trok.
Neutraal vertellen is iets anders dan monotoon vertellen.
Monotoon vertellen is op één toon vertellen.
Neutraal vertellen is het muzikale element van de taal zo gebruiken dat woorden ‘aangekleed’ of omhuld worden door de warmte of kleur die daarbij past zonder sentimenteel of theatraal te worden.

Ergens, ik kan het niet meer terugvinden, beschrijft Rudolf Steiner dat het betekenisvol is om een sprookje te beginnen met ‘Er was eens, waar was het niet, waar was het wel…’. Zo breng je de kleuters in een andere wereld, een andere tijd en andere stemming. We kunnen een sprookje eindigen met ‘en als ze nog niet gestorven zijn dan leven ze nu nog, voor eeuwig en altijd…’
Hiermee verwijzen we naar de tijdloosheid van de sprookjeswereld.

 

 

 

 

 

 

Mocht je een cursus sprookjes vertellen willen aanbieden op jouw school dan kan je contact opnemen met Loïs Eijgenraam loiseijgenraam@hotmail.com

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *