Er was eens, vele, vele jaren geleden, een vrouw die Unanana heette
en zij had twee prachtige kinderen: Una en Nana.
Ze woonden met elkaar in een hutje langs de weg. Vaak bleven mensen die voorbij kwamen staan als ze de kinderen zagen en keken ze vol bewondering naar deze aardige vrolijke kinderen. Op een ochtend ging Unanana heel vroeg het oerwoud in om hout te sprokkelen, terwijl Una en Nana thuis bleven spelen met Nanu, een nichtje dat ook bij hen woonde.
Una en Nana deden wie het verst kon springen en hadden het grootste plezier, en toen ze moe waren, gingen ze in het zand voor de hut zitten en deden een spelletje met kiezelstenen.
Plotseling hoorden ze vlakbij wat geritsel en daar zagen ze niet ver van hun vandaan op een grote kei een baviaan verwonderd zitten kijken.
‘ Van wie zijn die kinderen?’ vroeg hij aan Nanu.
Van Unanana,’antwoordde ze.
‘Wel, wel, wel!’ baste de baviaan.
‘ Zulke vrolijke gezellige kinderen heb ik nog nooit gezien.’
Daarna verdween hij en Una, Nana en Nanu speelden weer verder.
Even later hoorden ze wat takjes kraken en toen ze opkeken, zagen ze sierlijke bruine lijnen en de grote, bruine ogen van een gazelle die hen stond aan te staren.
‘ Van wie zijn die kinderen?’ vroeg ze aan Nanu.
‘Van Unanana,’ antwoordde ze.
‘ Wel, wel, wel! ‘riep de gazelle uit met haar zachte, warme stem. ‘ Zulke vrolijke gezellige kinderen heb ik nog nooit gezien,’ en met een sierlijke sprong verdween ze in het struikgewas.
De kinderen kregen genoeg van het spelletje en pakten een kleine kalebas, doopte die om de beurt in de grote pot met water bij de ingang van de hut en dronken naar hartenlust.
Ineens hoorden ze een nijdig gegrom en Nanu liet van angst haar kalebas vallen toen ze de gevlekte vacht en de valse ogen van een luipaard zag, die stilletjes uit het struikgewas dichterbij was geslopen. ‘ Van wie zijn die kinderen?’ vroeg hij streng.
‘Van Unanana,’ antwoordde ze met een bibberig stemmetje, en ze liep langzaam achteruit naar de ingang de hut voor het geval de luipaard op haar af zou springen. Maar hij had op dit moment toevallig een goed gevuld maag en daardoor geen belangstelling voor nog maaltje.
‘ Zulke vrolijke gezellige kinderen heb ik nog nooit gezien, ‘riep hij uit, en met een zwaai van zijn staart verdween hij tussen de struiken.
De kinderen vonden het wel spannend dat al die dieren langs kwamen die almaar vragen stelden en werden een beetje bang en riepen naar Unanana dat ze terug moesten komen.Maar in plaats van hun moeder kwam er een kolossale olifant met maar één slagtand op een draf tussen de bomen te voorschijn.
Hij staarde naar Una, Nana en Nanu en die waren zo doodsbenauwd dat ze zich niet durfden te verroeren.
‘ Van wie zijn die kinderen?’ trompetterde hij tegen Nanu, en hij zwaaide zijn slurf in de richting van Una en Nana, die zich achter een grote kei probeerden te verbergen.
‘ V… van Una….Unanana, ‘ stamelde Nanu.
De olifant deed een stap naar voren.
‘ Zulke vrolijke gezellige kinderen heb ik nog nooit gezien,’ bulderde hij. ‘ Ik neem ze mee.’
Hij sperde zijn enorme bek wijd open en slokte Una en Nana in één hap naar binnen.
Nanu gilde van schrik en vloog de hut in, en vanuit het veilige donkere hut hoorde ze de dreunende stappen van de olifant steeds zachter worden naarmate hij dieper in het oerwoud verdween.
Niet lang daarna kwam Unanana terug met een grootte takkenbos op haar hoofd. Nanu stormde op haar af, sloeg huilend de armen om haar middel en fluisterde zachtjes ‘ze zijn weg, ze zijn weg’. Het duurde eventjes voordat Unanana het hele verhaal had gehoord en begreep wat er gebeurd was.‘Mijn hemel, ‘ zei ze. ‘ Heeft de olifant ze in één keer doorgeslikt? Zou het mogelijk zijn dat ze daardoor misschien nog leven in de maag van de olifant?’ ‘ Ik weet het niet, ik weet het niet, misschien wel, ‘ snikte Nanu en boende haar tranen van de wangen en keek hoopvol naar Unanana.
‘Goed, ‘ zei Unanana en dacht bliksem snel na, ‘er is maar één ding wat ik kan doen. Ik ga het oerwoud in en vraag aan alle dieren die ik tegenkom of ze een olifant met één slagtand hebben gezien. Maar eerst moet ik een paar voorbereidingen treffen. ‘
Ze zette een pot met flink veel bonen op het vuur en kookte die tot ze zacht waren en gegeten konden worden. Toen pakte ze haar grote mes, zette de pot op haar hoofd, en zei tegen Nanu, ‘pas goed op de hut tot ik weer terugkom’ en trok het oerwoud in op zoek naar de olifant.
Weldra vond Unanana het spoor van het enorme dier en ze bleef dat een tijd volgen, maar de olifant was nergens te zien. Het zanderige pad slingerde tussen hoge, schaduwrijke bomen door en daar kwam ze de baviaan tegen.
‘ O baviaan! Je moet me helpen!’ smeekte ze. ‘Heb jij soms een olifant met maar één slagtand gezien? Hij heeft mijn vrolijke gezellige kinderen opgegeten en ik moet hem vinden. ‘
‘Blijf dit pad volgen tot je op een plek met hoge bomen en witte stenen komt. Daar zul je de olifant vinden, ‘ zei de baviaan.
Dus bleef Unanana het zanderige pad een hele tijd volgen, maar ze zag nergens de olifant. Plotseling stak een gazelle het pad over. ‘O gazelle ! Je moet me helpen! Heb je soms een olifant met maar één slagtand gezien?’ vroeg ze. ‘Hij heeft mijn vrolijke gezellige kinderen opgegeten en ik moet hem vinden. ‘
‘Blijf dit pad volgen tot je op een plek met hoge bomen en witte stenen komt. Daar zul je de olifant vinden, ’ zei de gazelle, en ze verdween met een sierlijke sprong in het struikgewas.
‘Och hemeltje nog aan toe! ‘ zuchtte Unanana. ‘ Wat is het verschrikkelijk ver en ik ben zo moe en heb zo’n honger.’ Maar ze at het eten dat ze bij zich had niet op, want dat was voor Una en Nana als ze die had gevonden.
En voort ging het tot ze na een bocht in het pad een luipaard zag liggen die zijn vel aan het likken was.
‘O, luipaard! ‘ riep ze vermoeid. ‘Je moet me helpen! Heb je soms een olifant met maar één slagtand gezien? Hij heeft allebei mijn vrolijke gezellige kinderen opgegeten en ik moet hem vinden. ‘
‘Blijf dit pad volgen tot je op een plek met hoge bomen en witte stenen komt. Daar zul je de olifant vinden, ’ antwoordde het luipaard, en hij boog zijn kop en likte zijn rechterpoot schoon.
‘Ach, ach! ‘ verzuchtte Unanana. ‘Als ik die plek niet gauw vind, weigeren mijn benen me nog verder te dragen. ‘ Ze strompelde nog een stukje voort tot ze ineens, recht voor zich, een paar hoge bomen en een stel grote witte stenen zag.
‘ Eindelijk! ‘ riep ze uit, en ze rende erheen en ontdekte een reusachtige olifant die genoeglijk in de schaduw van de bomen lag. Met één oogopslag zag ze dat hij maar één slagtand had, en terwijl ze hem zo dicht naderde als ze durfde, schreeuwde ze boos:‘Olifant, olifant! Heb jij mijn vrolijke gezellige kinderen opgegeten?’ ‘ Welnee, ‘ antwoordde hij lui. ‘ ‘Blijf dit pad volgen tot je bij een plek met hoge bomen en witte stenen komt. Daar zul je de olifant vinden. ‘
Maar Unanana was een pientere vrouw, ze wist dat dit de olifant was die ze zocht en stampvoetend gilde ze naar hem: ‘Olifant, olifant! Heb jij mijn vrolijke gezellige kinderen opgegeten?’
‘ Welnee! Blijf dit pad volgen…’begon de olifant weer, maar Unanana liet hem niet uitpraten.
Ze stoof op hem af en riep, zwaaiend met haar mes: ‘ Waar zijn mijn vrolijke gezellige kinderen? Waar zijn ze?’
Toen opende de olifant zijn bek en zonder zelfs maar de moeite te nemen overeind te komen slokte hij Unanana met pot en al in één hap naar binnen.
En daar had Unanana nu net op gehoopt.
Dieper en dieper daalde ze af in de duisternis tot ze in de maag van de olifant aankwam. En wat ze toen zag! De plooien in de wanden van de olifantenmaag leken op een grote rij heuvels, en tussen die heuvels zag ze kleine groepjes mensen zitten, een heel stel honden, geiten en koeien, en haar eigen twee lieve vrolijke gezellige kinderen.
‘Moeder! Moeder! ‘riepen ze toen ze haar zagen. ‘ Hoe ben je hier gekomen? O, we hebben zo honger. ‘ Unanana tilde de kookpot van haar hoofd, maakte een vuurtje onder de pot en gaf haar kinderen een heerlijk maaltje warme bonen te eten, die zij meteen met veel plezier opaten.
De olifant begon te kreunen. Zijn gekreun was in het hele oerwoud te horen, en hij zei tegen de dieren die langskwamen om te zien wat de oorzaak was van zijn ongemak: ‘ Ik weet niet waarom of waardoor, maar sinds ik die vrouw, die Unanana heet, heb opgegeten, heb ik een vreselijk vurig borrelend gevoel in mijn buik!’ De pijn en het gekreun werd alsmaar erger tot de olifant met een flinke zucht zijn laatste adem uitblies en dood ging.
Toen pakte Unanana haar mes en hakte zich een weg tussen de ribben van de olifant door naar buiten, meteen volgden haar een hele stoet honden, geiten, koeien, mannen en vrouwen en kinderen. Eenmaal buiten knipperden ze allemaal met hun ogen tegen het felle zonlicht, ze slaakten vreugdekreten en sprongen en dansten in het rond omdat ze weer vrij waren.
De dieren blaften, mekkerden of loeiden bij wijze van dank en de mensen gaven Unanana allerlei geschenken uit dankbaarheid voor hun bevrijding, zodat Unanana, Una en Nana niet langer arm waren toen ze thuiskwamen.
Nanu was dolblij dat ze hen terugzag. Ze was toch wel bang geweest en had gedacht dat zij ze misschien wel nooit meer terug zou zien.
Die avond vierden ze samen feest. Kun je raden wat ze aten? Inderdaad, gebraden olifantenvlees.
Van dit verhaal bestaan verschillende versies onder de stammen van Zuid – Afrika. Dit is een bewerking van een verhaal overgenomen uit ‘Rafelkap en andere verhalen’, Feministische Uitgeverij Sara 1980. Tekening van de liggende olifant Margriet Heymans