Vertellen uit je hoofd of uit je hart?
Voor kinderen is het belangrijk dat een sprookje neutraal wordt vertelt. Daarmee wordt niet bedoeld dat het sprookje saai, eentonig, zonder mimiek vertelt zou moeten worden. Er wordt mee bedoeld dat de verteller de invulling van emoties achterwege laat.
Wat voor de ene toehoorder als eng kan klinken, kan voor een ander anders klinken. Het is de kunst om zo te vertellen dat een ieder in vrijheid de eigen beelden kan vormen.
Een goede verteller vertelt betrokken, beeldend, met lichtheid, warm en past het stemgebruik aan bij de stemming in het verhaal zonder karikaturaal te worden. Dit om de beeldenwereld voor het kind open te houden en niet in te vullen met de emoties of interpretaties van de verteller.
Tijdens het vertellen weven woorden tussen de verteller en luisteraar.
Er wordt een openheid ervaren, een stromen van woorden en beelden die van hart tot hart gaan. De kwaliteit van voorlezen is anders. Voorlezers, vertellers en toehoorders geven soms aan te ervaren dat het boek tussen beide instaat.
Sprookjes komen tot hun recht als ze vertelt worden. Niet iedereen durft te vertellen of heeft tijd gevonden een verhaal voor te bereiden. Dan is voorlezen beter, een goede en juiste keuze omdat het kind het verhaal anders niet zou horen.
Hoe bereid je het vertellen voor?
Mensen vragen soms hoe zij een sprookje uit hun hoofd kunnen leren. Eigenlijk leer je sprookjes niet alleen met je hoofd (denken) maar ook met je hart (voelen) en je ledematen en stofwisseling (willen). Het verinnerlijken van een verhaal kan door vier lagen in de verteller heen gaan. In iedere vezel van je lichaam zit dan het verhaal ingesleten. Deze methodiek is ontleent aan de werkwijze van Kues, zie het artikel op de website: Een vier stappen methode om beelden tot leven te brengen.
Hoe doe je dit?
Het waarnemen van de feiten ; fysieke laag
Allereest lees je het verhaal een aantal keren door. Je kunt het ook overschrijven. Woord voor woord stromen de woorden via je schrijvende hand ‘binnen’. Innerlijk vormt zich een film van het verhaal. Je maakt beelden van de scenes, personages en het tijdspad.
Het herinneren van de beelden; etherische laag / laag van het levenskrachtenlichaam
Dan ga je het verhaal scene voor scene terughalen: wat gebeurde er eerst, en toen. Hoe ziet de omgeving eruit? De kleding? Het weer. Ook al staan er geen gegevens hierover in het verhaal, innerlijk kleed je het verhaal aan.
Het bewust worden van gevoelens en gedachten; astrale laag / laag van de ziel
Nu mogen jouw eigen gevoelens of vragen gesteld worden: wat ervaar ik als de spoel in put valt? Hoe zou ik reageren op de grote tanden van vrouw Holle? Het sprookje wordt innerlijk verteerd en omgezet (willen).
Het wezenlijke uit de beelden laten spreken; Ik laag
In deze laag kan je betekenis aan de beelden geven: wat betekent in dit sprookje de put? De blauwe mantel? Kinderen horen deze betekenissen niet, ze zijn eventueel voor de verteller om het sprookje met nog meer intensiteit te kunnen vertellen.
Op deze manier gaat een sprookje via het lezen ‘door je hoofd’ (denken). Bij het vormen van de beelden word je hart (voelen) geraak. De wil doet actief mee omdat je als verteller voelt dat de beelden ook over jou gaan en jouw levensweg (willen).
Zie ook cursusaanbod elders op de website.
Angst voor beelden in sprookjes
Er zijn kinderen die bang zijn voor sprookjes. Lang niet altijd is te achterhalen hoe dit komt. Soms is het goed om dat sprookje dat een tijd achtereen te vertellen dat het kind het verloop van het sprookje zo gaat kennen dat het kan vertrouwen op de voorspelbaarheid.
Ook kan het helpen om naar bakersprookjes terug te keren en van daaruit langzaamaan het kind weer eenvoudige sprookjes van Grimm te vertellen.
Beelden, herinneringen worden opgeslagen in het levenskrachtenlichaam of het etherlichaam. Beelden die voor jonge kinderen te sterk zijn, weken als het ware in de avond of nacht weer los en dienen zich hinderend aan. Het kind kan de beelden niet weerstaan en droomt, komt uit bed en is angstig. De verteller zou dan kunnen kijken hoe het sprookje vertelt is: was het vrij van opdringen van de beelden, zijn er plaatjes getoond waardoor het kind onvoldoende de eigen beelden kon vormen of speelt een andere vraag.
Citaat uit het boek … van Maria Luisa Nüesch:
“In het spel is de uiteenzetting met het boze noodzakelijk voor de ontwikkeling van het kind. We kunnen het kind hier niet voor sparen. Het boze dat de mens kan verslinden is tegenwoordig overal. Het is goed om sprookjes van Grimm te vertellen aan een kind, waarin het over de strijd tussen het boze en het goede hoort en waarin het goede steeds overwint. Kinderen begrijpen de symbolentaal van de sprookjes die over onze innerlijke strijd en overwinning verhalen. Het kind leert hierdoor bijvoorbeeld met zijn eigen angsten om te gaan: “de duivel opeten en wegspoelen”. “Ik voel me helemaal verscheurd” “Ik heb mijn hoofd verloren”. [ zijn citaten van kinderen in hun vrije spel].
Veel kinderen vragen tijd aan ons, om te luisteren naar hun spel”.
Sprookjes in de media, film, striptekeningen….
Als een verhaal voorgelezen of vertelt wordt kan een kind in het eigen innerlijk zelf beelden vormen van de hetgeen het hoort. Als een kind een film ziet met een stiefmoeder, drie mannetjes in het bos, een heks, enzovoort dan is het beeld door een volwassen mens ingevuld en wordt het kind de mogelijkheid ontnomen zich een eigen beeld te vormen. Er kan zich een beeld, een stemgeluid, emotionele kleurstemming aan het kind opdringen die het eigen, beeld scheppend vermogen in de weg staat. Aan de opvoeder de keus om een kind zelf beelden te laten scheppen of deze in te vullen. Daarbij is het goed om ons te realiseren dat voor een jong kind een beeld er vaak eerder is dan het woord. Een kind kan zich eerder een beeld vormen van een koekje dan dat het het woord koekje kan spreken. Beelden ondersteunen de taalontwikkeling. Door het kind zelf beelden te laten vormen kan de taalontwikkeling rijker, genuanceerder worden.
Wij willen geen menig of oordeel geven, wij hebben vragen over de werking van ingevulde beelden voor een jong kind.