Als je sprookjes vertelt zoek dan sprookjes uit die jou aanspreken, die jij fijn vindt om te horen. Je kunt als opvoeder sprookjes kiezen die je kunt helpen. Heeft je kind moeite om de innerlijke moed te vinden, dan kan je sprookjes zoeken waarin moed aangesproken wordt.

Klas 1: Volkssprookjes, in Nederland en België vaak de sprookjes, verzameld door de gebroeders Grimm

Klas 2: fabels en heilige legendes

Klas 3: oude testament

Klas 4: Germaanse mythologie

Klas 5: Oude culturen en verhalen van India, Perzië, Babylonië & Egypte en de Griekse Mythologie

Klas 6: Romeinen en Romeinse legenden

Klas 7, 8 en 9: ( eerste klas middelbare school): Middeleeuwen, Ontdekkingsreizen, Uitvindingen, Industriële Revolutie, Andere volken, biografieën, Hervorming.

Klas 10 t/m 12: biografieën.

Welke (baker) sprookjes zijn geschikt voor welke leeftijd?

Voor mijn moeder en dochtertje

Zij luisteren beiden naar haar oud verhaal,
wondere dingen komen aangevlogen
zichtbaar in hun verwijde ogen,
als bloemen drijvend in een schaal.

Er is een zachte spanning in hun wezen,
zij zijn verloren en verzonken in elkaar,
– het witte en het blonde haar –
geloof het maar, geloof het maar,
alles wat zij vertelt is waar
en nooit zal je iets mooiers lezen.

Maria Vasalis[1]

 

Het kiezen van een (baker) sprookje is afhankelijk van de leeftijd van een kind, de woordenschat ontwikkeling, het type kind en de affiniteit die jij als verteller of voorlezer hebt met het (baker)sprookje.

Leeftijd van het kind

Bij het kiezen van een verhaal is het zinvol rekening te houden met wat een kind qua leeftijd aan kan aan lengte van het verhaal, de woorden die gebruikt worden en de inhoud van het verhaal.

Woordenschat ontwikkeling

Om en verhaal te begrijpen met een kind ongeveer 80% van de woorden, passief kennen. Dit betekent dat het kind deze woorden niet zelf hoeft te spreken maar ze wel begrijpt. Rijke verhalen bouwen aan een rijke woordenschatontwikkeling.

Soms vragen opvoeders of zij moeilijke woorden moeten of mogen veranderen in een (baker)sprookje. Naar ons idee zijn hier verschillende antwoorden mogelijk. Als in een (baker)sprookje een woord klinkt dat in de huidige taal niet meer gebruikt wordt, waar het kind de betekenis niet van kent en wat de waarde van het verhaal hierdoor afvlakt of dat het kind naar een woord vraagt, dan kan jij als opvoeder een keuze maken. Een woord als ‘borstrokje’ kent bijna geen kind meer in deze tijd. Naar ons idee kan je dit woord vervangen door ‘een warm hemdje’ of iets dergelijks. Het kan ook dat de verteller het woord ‘borstrok’ innerlijk zo voor zich ziet en met betekenis vult, dat de kinderen innerlijk een borstrok voor zich zien. Aan de verteller de keuze wat te doen.

In sprookjes staan ook woorden die qua klankkleur vormend werken op de taalontwikkeling van een kind. Deze woorden hoeven naar ons idee niet veranderd  of hertaald te worden.

Type kind

Angstige kinderen, kinderen die veel films of andere media zien kunnen soms angstig worden van beelden in sprookjes. Het is aan te raden hier rekening mee te houden. Verhalen vertellen moet voor een kind fijn en veilig zijn. Een kind dat affiniteit heeft met een bepaalt dier,  bijvoorbeeld een paard, geniet van verhalen over paarden. Zo kan een opvoeder keuzes maken afgestemd op een kind.

Affiniteit met het verhaal als verteller of voorlezer

Alle verhalen die voor de verteller of voorlezer van waarde zijn, dierbare herinneringen in zich dragen of anderszins positief gestemd zijn, komen bij een kind anders binnen dan verhalen die vertelt worden omdat het goed zou zijn om een verhaal te vertellen. Waar de verteller zijn/haar hart in door laat klinken, klinkt in de kinderen ook in hun hart door.

Keuze suggesties voor  enkele sprookjes van Grimm, geordend op leeftijd. ( Aan opvoeders wordt gevraagd zelf goed te kijken wat een kind aan kan, misschien kunnen sommige sprookjes eerder en een ander later verteld worden)

Vanaf ongeveer  4 jaar:                           

Luisje en vlootje

De zoete pap

De arme muldersknecht en het kleine katje

De huishouding

De sterrendaalders

 

Vanaf ongeveer 5 1/2 jaar:        

De wolf en de zeven geitjes

Strohalm, kooltje en vuurtje

Vrouw Holle

De kabouters

Repelsteeltje

De drie veren

De gouden gans

Het boshuis

 

Vanaf 6 jaar:                                    

Koning Lijsterbaard

De kikkerkoning

Raponsje

De drie mannetjes in het bos

Hans en Grietje

Sneeuwwitje

De bijenkoningin

Bontepels

Het ezeltje

 

Rond leerrijpheid:        

Sneeuwwitje en Rozenrood

Assepoester

Eenoogje, tweeoogje, drieoogje

Boek van Jacob Streit: De reis van Tatatoek

 

Sprookjes en seizoenen

Soms vragen mensen of er ook een indeling is welk sprookje in welk seizoen vertelt kan worden. Omdat sprookjes zich afspelen buiten onze aardse tijd en werkelijkheid, kunnen sprookjes in alle seizoenen verteld worden. In bijvoorbeeld het sprookje van Vrouw Holle sneeuwt het. Je zou verwachten dat het winter is. Echter, de appels aan de boom zijn rijp, een teken van eind zomer- of herfsttijd. Binnen de gezinscultuur of klassencultuur groeit als vanzelf een sprookjes-verhalen-verteltraditie waarbij een verhaal bij een bepaalde periode als vanzelf lijkt te passen.

[1] Maria Vasalis dichteres (1909-1998)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *